Het geslacht Lock
Lucq, Luc, Luck, Luk, Locq, Lock, Lok, Luijck, van der Luck, van der Luijck.
III.4 Jacob Doesen Lucq
Jacob Doesen Lucq werd circa 1568 geboren als zoon van Doe Adriaensz Luck en Marijtgen Jansdr.Hij stierf op ongeveer negentigjarige leeftijd in 1658 of 1659. Zijn gehele lange leven bracht hij te ’s-Gravenzande door. Zijn eerste vrouw was Betgen Cors Thonisdr van Dijck. Ze stierf jong, misschien bij de geboorte van haar dochtertje, Annetgen Jacobsdr. De vader verscheen op 23 september 1603 voor schepenen van sgravenzande en voor die van Santambacht en deelde aan hen mede, dat hij op 11 december 1602 "seeckere vuijtcoop" gedaan had in tegenwoordigheid van Doe Adriaensz Lucq, zijn vader, Jan Harpersz, zijn halfbroer en Pieter Adriaensz Lucq, zijn oom en verder in tegenwoordigheid van Pauwels Adriaensz van Adrichem tot Naeldijck, Claes Heijnricksz brouwer tot Delft en Joris Cornelisz van Vliet tot Naeldijck "medeneven van t verschreven weeskint". Hij deed een uitkoop tegenover twee bloedverwanten van zijn overleden vrouw, nl. Floris Adriaensz Bruijsser opte hoorn buijten Delft, man van Neeltgen Corsse en Maertje Corsse, weduwe van wijlen Wigger Jacobs tot Delft. Er werd o.a. gecontracteerd, dat Jacob Doesen aan zijn dochtertje zou uitreiken voor "zijns weeskindts moederlijcke goederen" de voor die tijd vrij aanzienlijke som van 4500 gulden. Mocht het kind jong komen te sterven, dan zou het erfdeel van Anneken Jacobsdr naar haar moederlijke familie gaan (109). Enkele jaren later had de kerk van ’ s-Gravenzande plotseling vrij veel geld nodig "omme te dienen totte hoochnoodige reparatie van de scaede die kercke aldaer geleden heeft int afvallen van verscheijde materialen int enen van de reparatie inden voorlede Jaere XVI seeven aende thoorn aldaer". De "kerckmannen der kercke tot Sgravenzande" sloten een lening van 650 gulden met de voogden van de jeugdige Annetgen Jacobsdr. Dit bedrag kwam als hypotheek op vier morgen land aan de kerk toebehorende. De kerk bleef natuurlijk niet in gebreke om de aangegane verplichtingen behoorlijk na te komen. In 1623 was alles afgelost en in handen gesteld van "phs Vrancken als getrout hebbende Annitgen Jacobs" de dochter van Jacob Doesen Lucq (110). Over deze Annitge Jacobs horen we verder bijna niets. Alleen in het testament van haar vader uit het jaar 1653, haast een halve eeuw later, vernemen we, dat ze nog in leven was en kinderen bezat. In dit testament kwam dit oudste kind er povertjes af. De notaris Jeremias Lammens had moeten neerschrijven: "Wat belangt sijne dochter Anneke Jacobsdr is hij testateur alleen maeckende ende instituerende in een simpele legitime porchie alsoo die scherpheit van rechten sal comen ende mogen genon en werden niet dat haer meer toegevoecht mochte van sijn goederen vuijtgereijckt sal werden (111). In tweede huwelijk trouwde Jacob Doesen met Aeltgen Willems van der Burch. Hierover vinden we vermeld: "de eersame Jacob Doesen Lucq onsen Burgemeester als getrout hebbende Aeltgen Willems van der Burch" (112). Uit dit tweede huwelijk werden drie dochters geboren. In het reeds boven genoemde testament van 3 oktober 1653 (Jacob Doesen was toen reeds ongeveer 85 jaar), lezen we, dat voor notaris Jeremias Lammens compareerde "den eersamen Jacob Doesen Lucq wonende binnen der stede Sgravensande", "Sijnde hij door Godes zegeninge naer sijnen hogen ouderdom clouck ende gesont gaende en staende". Hij deed te niet "alle voorgaande maecking hoe die en tot wat plaets gemaeckt mochten sijn". Al zijn goederen vermaakte hij aan de drie bovengenoemde dochters uit zijn tweede huwelijk. Tot het plaatsen van een handtekening was hij niet meer in staat "doordien hij sijne gesicht onmachtig was". Een paar jaar later testeerde hij voor de laatste maal (114). Hij handhaafde zijn beschikking van 3 oktober 1653 en verklaarde, dat zijn beide dochters "Lijsbetien ende Jonge Maertien Jacobsdr", die bij haar oude vader inwoonden voor "de onophoudelijke diensten die hij dagelickx in sijne hoge ouderdom vande selve ontfangt" boven haar erfdeel zullen ontvangen het huis met erf "bij hem gecoft van sijn sa vader". Het volgende jaar lieten Lijsbetien en Maertien Jacobsdr "Jonge dochters" "ten huize van haer vader Jacob Doesen Luck" de notaris komen en wezen elkaar aan tot algeheel erfgenaam met uitsluiting van ieder ander (115). Hoogstwaarschijnlijk is Lijsbetien niet lang na deze regeling gestorven. Op 18 juni 1658 erkende haar vader in een notariële akte, dat hij "in sijn noodich gebruick" van "de heren kerckeraet" "een somme van drie hondert gulden geleend heeft. Op 1 november van hetzelfde jaar reeds zou hij het kapitaal met de verschuldigde rente terugbetalen. Heeft hij dit geld misschien nodig gehad ter bestrijding van de onkosten van de begrafenis van Lijsbetien? De vader zette ditmaal een lange en beverige streep. Als borgen voor terugbetaling tekenden mee zijn twee dochters Maertje Jacobs en nog eens Maertje Jacobs en zijn oudste kleinzoon Doe Pietersz Sprockenburgh. Lijsbetien tekende niet mee. Ze zal overleden geweest zijn (116). In aansluiting hierop werd alweer de notaris ontboden. Voor hem compareerde toen "de eerbare Maertien Jacobs naergelaten dochter van wijlen Jacob Doesen Lucq wonende binnen Sgravenzande sijnde nog jonge dochter". Tot haar enige erfgenaam wees ze aan "haer suster Maertien Jacobs weduwe wijlen Pieter Maertensz Sprockenburg" en bij haar vooroverlijden haer kinderen en descandanten. Dit met uitsluiting van "elke andere bloedverwant" (117). Jacob Doesen is vele malen te ’s-Gravenzande schepen en burgemeester geweest. Daartoe legde hij telkens in handen van de schout en baljuw als vertegenwoordiger van de Heer, de prins van Oranje, de gebruikelijke ambtseed af. Deze eed hebben we zelfs eenmaal volledig terug gevonden. Op 31 januari l637 verklaarde de Baillui Sijmon van Catshuizen, dat hij de "Eet van Burgemeesters ende schepenen der Stede Sgravesande" afgenomen heeft van zeven met name genoemde personen (118). Een van de 6 schepenen was Jacob Doesen Locq. Ze beloofden trouw te zijn aan de prins van Oranje, rechtvaardige justitie te sullen helpen doen, handvesten en privilegien der stad te handhaven, geheimhouding, weduwen en wezen te beschermen, de gemeene zaak voor te staan en de gereformeerde religie en de predikanten te beschermen. Op 1 november 1594 compareerden Doe Adriaensz Luck en zijn zoon Jacob Doesen Luck voor schepenen van ’s-Gravenzande en voor die te Sandtambacht. De vader deelde mee, dat hij zijn gehele boerderij te ’s-Gravenzande verkocht had aan zijn zoon Jacob Doesen. De zoon erkende voor deze koop een schuld van 11.100 gulden. Hiervan had hij 6.000 gulden contant betaald. Te beginnen mei 1595 zou hij jaarlijks 300 gulden aflossen. Ten slotte beloofde hij aan zijn vader elk jaar te leveren "vier van de beste meijsche scaepe kaesen, te weten twee groene en twee witte (119). Jacob Doesen wordt in de transportregisters van ’ s-Gravenzande veelvuldig vermeld. Hij verkocht zo nu en dan van zijn landerijen verschillende gedeelten: op 3 oktober 1623 compareerde hij voor schepenen van Sandtambacht en transporteerde aan Dirick Boot "procureur van den hove van Hollandt": 10 8 morgen 5 honden 53 roeden Landts patrimoniael goedt", 20 750 roeden "bruijckwaers" waarvan 600 roeden van de kerck ’s-Gravenzande, 150 roeden van het St Barbara gilde te ’ s-Gravenzande. Door Floris Jacobsz "gesworen landtmeter" was alles gemeten, samen 10 morgen 1 hond 3 roeden. Dirick Boot betaalde "in gereeden gelde" met 4.284 gulden 16 stuivers (120). Op 17 januari 1638 verkocht Jacob Doessoon Lucq aan de ’heer Franchois Meerman, Burger der stad Delft "sijne erve ende misdeel" en nog een "erve ende schaephock voor de "somme van vier hondert seven ende tsestich gulden tijen stuijvers". Alles werd contant betaald" (121). Op zeer hoge leeftijd, toen hij ongeveer 88 jaar oud en blind was compareerde Jacob Doesen Lucq "oudt Burgemeester tot ’s-Gravenzande" en verklaarde, dat hij aan de "Heer Nicolaas Ruijsch Griffier van de Hoogmogende Heren Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden" verkocht had 5 morgen land in t lege nest bij s’gravenzande, belast met een rente van 17 stuijvers sjaers, voor 2.750 gulden in gereede penningen (122). Kind uit eerste huwelijk: |
||
1 |
Annetgen Jacobsdr Lucq |
|
Kinderen uit tweede huwelijk: |
||
1 |
Maertje Jacobsdr Lucq (ouwe Maertje Jacobs). Zij is getrouwd met Pieter Maertens Sprockenburg. Dit echtpaar gewon tien kinderen, negen zonen en één dochter. Afgaande op dit groot aantal zonen zou men verwachten, dat er na verloop van tijd talrijke nakomelingen met de naam Sprockenburg in ’s-Gravenzande en omgeving zouden voorkomen. Dit is echter niet het geval. Na een honderd jaar is dit geslacht in de mannelijke linie uitgestorven en leeft het slechts voort in talrijke linies met andere familienamen. | |
2 |
Lijsbeth Jacobsdr Lucq. Zij is ongehuwd gebleven. |
|
3 |
Maertje Jacobsdr Lucq (jonge Maertje Jacobs), die pas op 15 mei 1660 te ’ s-Gravenzande in het huwelijk trad met Maarten Cornelis van ’t Wout, weduwnaar van Lijsbeth Pieters van Kopelle. Toen ze ongeveer een kwart eeuw getrouwd waren, achtten zij het geraden een uiterste wilsbeschikking te maken. Daartoe verschenen ze op 11 maart 1683 voor notaris Vlaardingerwout, welke verklaarde, dat voor hem gecompareerd waren Maerten Cornelis van ’t Wout en Maertje Jacobs Luck egte man en vrouw wonende onder den ambachte van Maasland. Ze wezen elkaar tot erfgenamen aan (113). |